donderdag 11 juni 2015

Dagboek vrijdag

Jan had een hese stem en maakte tijdens het zingen geitachtige geluiden die bij nadere beschouwing voor tongentaal moesten doorgaan.
Het klonk eigenlijk steeds hetzelfde en één zin is mij bijgebleven omdat hij elke keer terugkwam. “Hassiebassie hassieknassie, rassiemassie.” Ja, lacht u maar, het was toch echt zo. Ik wil niet spotten maar het klonk mij in de oren als een pittig gerecht bij een redelijk chinees restaurant. Pas na een vol uur staand zingen kon de gemeente (die mensen die valide genoeg waren om te staan) gaan zitten en begon de genezingsdienst.

“Er is iemand in de zaal met rugklachten, waar ben je, het is een vrouw.” Zo begon Jan op een welhaast dominante wijze te roepen. Niemand reageerde en Jan deed er nog een paar vage klachten bij in de vorm van nekpijnen en scheuten in de knieën. Uiteindelijk strompelde een vrouw, die wat leeftijd betreft mijn moeder had kunnen zijn, naar voren en Jan schreeuwde in de microfoon: ”Ach mens, er is helemaal niets goed aan jou. Kom hier naar voren om te ontvangen van de Heer.”

 De vrouw stond op het helverlichte podium en Jan sprong er af en begon eerst te bidden met iemand anders in een rolstoel. Het duurde nogal lang (lees 10 minuten) en ik zag de oudere vrouw met rugklachten, nekpijnen en scheuten in de knieën aarzelen en gaan zitten op een lege stoel vooraan. Direct draaide Jan zich naar haar om en hij schreeuwde: ”Wat heb ik je nou gezegd mens, je gaat het enkel op die plek staande van God ontvangen, terug op je plek zeg ik je!” De grommende man naast me mompelde in tongentaal de woorden:”sjakketakkietier en sjakketakketaar. Het klonk als een op één cilinder lopende oude Harley, vond ik.

Ik was verbaasd. Het zou je moeder zijn die zo behandeld wordt. Waarom pikken mensen dit? Ik keek om mij heen in de zaal en verwachtte meer boze en verontrust zijnde blikken op te vangen, net als bij mijzelf. Niets was minder waar. Iedereen glunderde en de vriend die mij had meegenomen had een genoegzame glimlacht op zijn gezicht. Ik voelde een heel grote boosheid opkomen en kreeg de sterke behoefte om Janneman een enorme rotschop onder zijn gezegende aars te verkopen onder het uitroepen van: “Hassiebassie hassieknassie, rassiemassie.”

Wordt vervolgd