maandag 23 september 2013

Geflodder


“Ik heb niets, alles is gestolen, ik heb geen eten, geen huis en honger.”

“Je krijgt zo een broodje ham van me, als de bidstond is afgelopen, we zijn even bezig en hebben straks een gezamenlijke maaltijd dus kan je aanschuiven.”

“Oké, maar morgen heb ik weer honger en hoe moet dat dan, ik rammel nu ook al, kan ik niet vast een paar broodjes krijgen?”

Dus je haalt wat te eten voor haar en geeft haar een paar knaken voor morgen en het gevoel bekruipt je ergers in de maling te worden genomen, want ze ziet er dikker en welvarender uit dan menigeen en heeft een vetlaag waar een grizzlybeer een redelijke winterslaap op zou kunnen houden van zes maanden.

De vraag komt op of liefdadigheid vaak ook niet in de behoefte van de gever voorziet? Kopen we vaak ons schuldgevoel welke zijn wortels heeft in onze rijkdom, niet een beetje af met her en der wat liefdadigheid? Ik ken zendelingen die al 12 jaar werkzaam zijn in buitenland en een miljoen hebben gekost aan onderhoudskosten maar er is aldaar nog niemand tot geloof gekomen. Voorziet een dergelijk echtpaar misschien in een zelfde soort behoefte waarmee ik deze ma Flodder afkocht?