Ik wil graag de Herman brood van de kerk zijn. Open,
eerlijk, niet vromer dan
de man ten diepste is. Velen vinden dat moeilijk.
Logisch de kerkmens is eeuwen voorgehouden dat hij een soort eenheidsworst moet
zijn. Daarom zie je zoveel grijze en donkerblauwe auto’s onder kerkgangers.
Keurig in het pak, stropdasje, glimmende schoenen het bekende stereotype.
Sommige kerken gaan nog verder. Glad geschoren, zelfs een baard zit in de ban.
Jezus zelf komt er ook niet in met dat lange haar en die baard. Men ziet het
spel voor de knikkers aan.
Ten diepst bereik ik mensen die anderen niet kunnen bereiken
omdat ze te ver van de beleving van alle dag zijn weggedreven. Ik spreek met Hells
angels over het geloof, met moordenaars, met misdadigers, met zwervers en met
veel aan lager wal geraakte mensen. Ik kan mij vrij in hun belevingswereld
bewegen omdat ik één van hen ben. Niet beter, niet netter, doch als wij
knielen voor het kruis zijn onze schouders steeds even hoog. En het gekke is
dat velen mij als not done beschouwen. Ze proberen je in het vakje van hun
denken te duwen. Hoe zij vinden dat een christen moet zijn, waar hij in moet
rijden, geschoren en gekuist.
Dat probeerden ze met Hem overigens ook. Zonder dat het
gelukte.
Het
aparte is dat velen binnen de christelijke orde als het puntje bij het paaltje
komt veel minder net en kuis waren dan hun buitenkant deed vermoeden. Ik behoef
vast de massa aan priesters niet te benoemen die zich vergreep aan kinderen. De
reden was omdat Rome hen in een zeker vakje van vroomheid drukte waar ze
stikten en uiteindelijk volkomen ontspoorden