We schrijven 1970. Petertje was negen jaar. Het vroor hard
buiten en de straten lagen overdekt met een dikke laag sneeuw. Moeder was
boodschappen doen
en ik zat met mijn zusjes binnenshuis wat te spelen op de
grond. Vader haal de voorzichtig de glazen kelk van de lamp en zei: ”Haal jij
in de lampenwinkel eens een nieuw peertje, en neem de kelk maar mee want het
moet een smalle zijn anders past hij niet.”
Waarom hij mij niet gewoon het oude kapotte lampje meegaf
vraag ik mij nu dikwijls hardop af.
“Maar pa het is spekglad buiten straks val ik en is de kelk
van de lamp stuk.” “Dan kijk je maar goed uit je doppen en niet vallen,
denk erom.”
ZO ging ik op pad en waar ik al bang voor was gebeurde, ik
viel. Kelk was stuk, ik voelde dwars door het plastiek zakje dat er een groot
stuk af was. Wat nu gedaan? Pa had harde handen die los zaten. Plotseling zag
ik moeder die onderweg naar de bakker was en de bakker was direct naast de
lampenwinkel. IK zag kans om onder mijn schuld uit te komen en propte de kelk
in de boodschappentas van moeder met het verzoek van pa een passend peertje te
kopen. En weg was ik.
Later vertelde moeder dat de kelk zeker tussen de
boodschappen was gesneuveld en pa was boos op mij en ma. Maar hij sloeg niet.
Het gekke is dat ik mijn leven lang al, als ik terugdenk aan dit incident uit
mijn kinderjaren een enorme schuld voel. Ik liet moeder mijn schuld dragen. Het
beroert nog altijd mijn hart.
Het komt omdat de onschuldige voor de schuldige de last ging
dragen. En dat is nu precies wat Jezus deed. Hij betaalde voor wat ik fout
deed. Daarom beroert het mij ook elke dag opnieuw. De onschuldige die de schuld
op zich neemt en er de prijs voor betaalde. Het licht der wereld, de levenslamp liet zich doven en stuk maken om mij te helen. Hij liet Zijn licht doven om het in mij te ontsteken….