De onstoffelijke wezens der nacht dansen over de sloten van
de Molenwaard.
Ze zuchtten en steunen gelijk nymfomanen die gekust willen
worden. Doch hun lippen behoren niet meer tot dezer aard. Elke vierentwintig
uur herrijzen ze uit hun eigen as. Gelijk feniksen van het lage land.
Soms kun je een glimp van ze opvangen als de morgenzon de
ochtend wakker kust. Even, heel even kun je ze horen lachen.
Dan langzaam, heel langzaam verdwijnen ze in het veen om tot
de volgende nacht te slapen en weer te ontwaken dra het maanlicht hen oproept
tot een nieuwe dans.
Boeren, boerenzoons, heren, mannen, kerels opgelet. Laat u
niet verleiden hen in uwer armen te sluiten want eenmaal in deze omhelzing is
voor altijd verloren. Er is geen weg terug…..