14 jaar was ik en ik keek naar de
reflectie in de ruiten van
het academisch ziekenhuis in Utrecht. Het was nacht,
ik kon niet slapen. De andere morgen zou ik het zoveelste pijnlijke onderzoek
krijgen waaraan ik, achteraf bezien bijna aan overleed en in de nacht
geopereerd moest worden. Ik haalde het net.
De normaal zo drukke gangen waren
leeg in de nacht. Overdag dribbelden trossen verpleegsters met kittig bewegende
kontjes en borstjes over de gangen. Ik was op allemaal verliefd, dat spreekt.
Ik heb altijd van mensen gehouden, nu nog. Ik vind onze manier van samenleven
te kil en te koud. Mensen om je heen te aller tijden, dat is feest.
Daarom hou ik van ziekenhuizen
waar altijd mensen zijn. Ik kijk begerig naar indianenstammen die in oerwouden
samenleven. Met hangtieten voor je hut en een peniskoker voor. Allemaal mooi.
Het moderne leven is mij te afstandelijk, te gevoelloos. Met z’n alleen een
stuk wild schieten en laten braden door de vrouwen van de stam. Kijken naar de
spelende kinderen en het oplaaiend vuur.
Even een stoot Yopo in je neusgat
en wegdrijven op de roes. Ontwaken als het eten klaar is en gezamenlijk op de
grond met je blote poten eten. Ach, ik ben een dromer. Voel me soms ontheemd
als ik overal en nergens mensen ontmoet die ik mee wil nemen. Bij me wil houden
en hun warmte voelen. Hun verhalen beluisteren. Een arm om ze heenslaan en
intens van ze houden.
Ook mooi is een dorpje in
Frankrijk. Oude mannen die klootschieten en in sobere kledij een glas wijn
samen drinken. Dikke wolken rook trekkend uit nog dikkere bolknakken. Samen zitten
op een verweerd bankje en met oude ogen kijken naar de mooie meisjes van het
dorp en gniffelen bij de herinneringen van hooibergen en natte kussen.
De geur van tijm en knoflook.
Zelfgebakken brood dopen in zuivere olijfolie en gezamenlijk eten. Voor mij is
dat de hemel. Die straten van goud mogen ze houden daarboven. Ik behoef ook
geen koning te worden of de hele dag met een harp te staan kwelen.
Ik wil mensen om mij heen. Mooie,
lelijke, begeerlijke, kokende, rokende, winden latende, lachende, spelende
mensen.
Nee, een ding is zeker,
beschaving is voor mij verkilling.