Ook al weer zo’n stukje
oer-Hollands vind ik. Een mooie bloemige, kruimige zo u wilt, pieper. Je moet
hem wel met zorg koken in niet te veel water en rustig laten garen en even
opstomen, maar dra hij
uw bord geraakt valt hij in zalig kruim uiteen. Moeder
had het over afkokers en kon er niet mee overweg zodat ik mijn jeugdjaren of
met gladdekkers dan wel met een bord vol aangebrand zijnde aardappels zat. Maar
zodra ik op mijzelf ging leerde ik snel hoe je de afkokende aardappel tot een
zalige kruimige kon koken. Een fluitje van een cent. Doch deze pieper is
verbannen uit het schap van menig supermarkt. Het staat nog wel op de zak, maar
dekt de lading niet. Het zijn zonder twijfel wederom die glazige gladde bollen
die mijn keelgat binnenglippen en dat betreur ik.
Krijg er immer het gevoel bij van
een voormalige dominee die eindelijk eens met wat anders wilde komen dan een
preek uit drie punten. Hij meende zijn preek kracht bij te moeten zetten over
de tweede wereldoorlog, door voorgekookte
bloembollen op te vreten op de preekstoel. Had hij zich een beetje
verdiept in de materie, dan had hij geweten dat het gekookte tulpenbollen
betrof welke men at in die periode.
Dan had hij zich ook niet bezondigd aan een
hand vol bollen van de hyacint, waardoor hij na een half uur preken al winden
producerende de preekstoel af moest en begon aan een indigestie die een week
aan heeft gehouden. Volgens zijn vrouw de meest afschuwelijke winden ooit vrij
gelaten. Het geeft een andere kijk op het opwekkingslied: de winden van de
Heer, me dunkt.
Derhalve wend ik mij tot de
aardappelboer, als je er nog een kunt vinden, in ons nedergelegen landje waar
je nog zalige kruimige piepers kunt kopen. Nog lekkerder is zelf poten. En dat
is wat ik dan ook al verschillende jaren doe. Zeker nu mijn tuin deels van klei
is want een pieper van de kleibodem is nog lekkerder. En in de morgen nog in de
grond en des ’s avonds al in de mond. Dat gaat er in als Gods woord in een
ouderling.