Vroeg aan de Schepper of ik mijzelf mocht zien door
Zijn
ogen. U kunt dat een vreemde vraag vinden en dat mag. Maar denkt u nooit eens:
wie ben ik nu eigenlijk? Amputeer je een been dan ben ik nog steeds Peter.
Zelfs als romp, ben ik nog Peter. Waar schuilt de persoon als zodanig
eigenlijk? Velen beweren in de hersenen. Een logische gedachte. Doch dit zou
betekenen dat iemand met Alzheimer weg is (grotendeels). Als een gecrashte
harde schijf, foetsie, weg, leeg beschadigt, over en uit…
Toen ik erover nadacht gebeurde het. Ik zag het universum in
al zijn enorme afmetingen, met sterren, planeten, astroïden, kometen,
sterrenstelsels, gassen nevels en zwarte gaten. Toen zag ik mijzelf voor het
eerst echt. Een heel, heel, heel klein oplichtende vonk, een fonkelend stukje
transparante materie. Klein, zo klein, veel kleiner dan een zandkorrel maar
heel intens schitterend. Ik zag andere mensen, waarvan sommigen een helder licht
afgaven. Een schittering die de kostbaarste diamant met gemak overtreft.
Vervolgens vormden al die glimmende (noem het) diamantjes
samen een reusachtige spiegel in de hemel. Een spiegel waarvoor een Koning
plaatsnam. Op Zijn Dij stonden namen als: Here der heerscharen, Koning der
Koningen en Lam van God, Machtige Meester en eeuwige Vader….
Hij keek in de door al die edelsteentjes gevormde spiegel en
zag Zichzelf….
Hij zag dat het goed was.