dinsdag 28 februari 2017

“U bent toch de vader van Stephan?”


In de Kringloopwinkel in Schoonhoven stond een leuke dame met lang blond haar
keek me zwoel en hoopvol aan en aangezien ik haar leuk vond en niet wilde teleurstellen knikte ik, stom genoeg. “Ik hoorde het al aan je stem”, lispelde ze in mijn oor terwijl ze direct begon aan een serie kussen die smaakten naar meer en roken naar Dior.

“Hoe is het nu met hem?” Ik had spijt dat ik niet ontkend had maar wie “a” zegt, moet nu ook “b” zeggen. Dus ik riep luchtig: ”Oh prima hoor.” (eindelijk mag ik ook eens vader zijn, dacht ik nog)
Ze keek me aan en kwam heel dichtbij mijn oor en fluisterde hees: ”denk je nog wel eens aan me?”
Kreeg de stellige indruk dat deze blonde en de vader van Stephan iets delen op een tamelijk pikant vlak, waar hooibergen in voorkwamen en veel heet zweet? Ik meende dat: ”Ik denk elke dag aan je,” wel een gepast antwoord zou zijn. Dan ben ik er wel vanaf, maar nee.
“Ze brak voor mijn ogen in dikke hete tranen uit en vloog opnieuw in mijn armen waarbij haar bovenlichaam zalige schokbewegingen maakte en haar adem heet in mijn nek walmde. Voelde mij een ei, want waar had ik mij in vredesnaam nu weer in weten draaien en hoe los je zo’n misverstand op? Waarom ben ik zo meegaand en kon niet direct al zeggen: ”Mens ik ken geen Stephan?”

“Na een minuutje was ze uitgehuild, kuste me vol op de mond, schudde haar bos hout en keek me diep in de ogen en fluisterde: ”zie ik je snel weer een keer?”
Ik heb maar “ja” gezegd en me alsof de duivel mij op de hielen zat uit de voeten gemaakt met mijn in de kringloop gekochte kaasstamper. 

Hoop maar dat ze niet te veel teleurgesteld is als ik niet verschijn binnen een zeker tijdsbestek wat de noemer “snel” draagt. Ik bedoel: ik kan veel, maar ook aan mijn vermogen zit een grens. Een andere vraag die mij nu teistert is: hoe voorkom ik dat ik haar weer tegen het zalige lijf loop in die kringloopwinkel, want ik ben bang dat ik dan met een kusje alleen niet wegkom…