Je ziet ze als paddenstoelen uit de grond komen. Mensen
maken
een apart kamertje waar je op afspraak voor je kunt laten bidden. Of het
voortkomt uit gezonde dienstbaarheid of een zucht naar spirituele macht, weet
ik niet. Wat ik wel weet is dat de kerken blijkbaar falen als het gaat om
gebed. Hoewel je er op de zondag vaak wel twee keer terecht kunt, is een
kerkgebouw na de reformatie door de weeks gesloten.
Het moet mij van het hart
dat de katholieken het in hun hoogtijdagen beter op de rails hadden. Je kon er
elke dag terecht. De kerkgebouwen waren open. Je kon er een kaarsje branden,
even de rust vinden, je kon er bidden en desgewenst biechten.
Maar wie door de weeks voor zich wil laten bidden door een
of andere in het ambt, staat meestal met lege handen of beter gezegd voor een
gesloten (kerk) deur. Wat te denken geeft. Alsof God enkel op zondag open is.
En vind je al een kerk die open is door de week, dan moet je meestal betalen om
binnen te gaan. Met alle begrip voor de kosten en het onderhoud van dergelijke,
blijft het iets vreemds hebben.
De genade van God is gratis en alles om met Hem
contact te krijgen is door de Here Jezus volbracht, doch om door de weeks de
kerk binnen te komen moet betaald worden. Anders kom je er niet in.
Soms bekruipt mij het gevoel dat wij het spoor (noem het de
Heerbaan) een beetje behoorlijk kwijt zijn geraakt. Misschien vergis ik me.
Gebedswinkels, ik weet het niet. Het gevoelt mij te veel naar even snel een
kroketje trekken uit zo’n automaat. Gebed is in mijn beleven niet iets dat je
even met een vreemde (uit de winkel) doet. Daarvoor is gebed te intiem, te
persoonlijk, te privé. Of je moet slechts een luchtig gebedje nodig hebben.