“Och, wij zijn als mens slechts de maden in Gods
ontlasting.”
Twee oude mannekes in gesprek op een bankje op zondagmorgen
vlak bij de kerk. Ze spuugden kringetjes
op de grond, rookten dikke sigaren (merk Hofnar) en wisselden
gedachten
uit, waarbij die van de maden mijn deel werd toen ik hen passeerde.
Zoiets zet je aan het denken, me dunkt. Vooral het woord
ontlasting. Een echte Hollander heeft nu eenmaal iets met stront. We hebben
tenslotte strontjongens, poepdozen, schijtlijsters, racekakkers, windeieren,
dreknekken, aarskrabbers, poepchinezen, holtorren, tonnenschijters, enfin, u
snapt het al, die lijst is ellenlang. Hollanders hebben iets met uitwerpselen
en met winden laten.
Maar toch, die woorden van de oude mannetjes, die inmiddels
achter hun rollator kropen en op getuite pantoffels richting huis kuierden zijn
tweeledig uitlegbaar. Dat de mens niet veel meer dan een worm is, leer de
Bijbel al. Lees psalm 22 gerust eens na.
Doch die ontlasting van de Schepper gaat wat dieper. De
zonde-ontlaster als u begrijpt wat ik bedoel, is van een ander kaliber dan de
Schepper die Zijn behoefte doet. Hoewel ik me sterk kan vergissen maar ik
vermoed dat Hij geen behoeften heeft en al helemaal niet behoeft te doen.
Blijft het ontlasten van zonden over en ook dat klopt. Hij
kwam om uw en mijn zonden op zich te nemen. Of heeft u die niet! Nou dan!