Het is al weer twintig jaar geleden dat Wilco overleed. Hij
woonde in de woudstraat en was (toen) even oud als ik.
We zaten samen op de
kakschool, een term die uit de gratie is geraakt, maar zoveel wilde zeggen als
de kleuterschool. We maakten in de pauzes altijd papjes. Dat was een uitvinding
van Wilco en wilde zoveel zeggen als: je spuugt maar met z'n allen op een hoopje op de straat en dan roerde Wilco als een volleerd kok er zand en onkruiden door tot het “recept” naar zijn zin was.
Ik zie het nog
voor me, Wilco in die korte broek met bleke beentjes vol sproeten en voeten geschoeid met plastiekplatters (plastiek sandalen), op de hurken druk
roerende in zijn zoveelste papje.
Op een begraafplaats word je stilgezet bij de
vergankelijkheid van ons bestaan. Is er een leven na dit leven of houdt alles
op na die luttele jaren die u en mij ter beschikking staan? Als je al die
graven ziet vol mensen als jij en ik die zich ooit heel erg druk maakten over
van alles en nog wat waar wij ons nu ook druk over maken, krijg je een idee hoe betrekkelijk alles is.
Een ding
staat vast: het leven is uiterst vergankelijk, dus laten we het goed gebruiken.
Niemand kwam ooit terug uit de dood. Al de goden en godenzonen liggen begraven
in deze aarde. Hoewel, er is één graf leeg. Misschien dat dát voldoende zegt!