“Ik heb niets, alles is gestolen, ik heb geen eten, geen
huis en honger.”
“Je krijgt zo een broodje ham van me, als de bidstond is
afgelopen, we zijn even bezig en hebben straks een gezamenlijke maaltijd dus
kan je aanschuiven.”
“Oké, maar morgen heb ik weer honger en hoe moet dat dan, ik
rammel nu ook al, kan ik niet vast een paar broodjes krijgen?”
Dus je haalt wat te eten voor haar en geeft haar een paar
knaken voor morgen en het gevoel bekruipt je ergers in de maling te worden
genomen, want ze ziet er dikker en welvarender uit dan menigeen en heeft een
vetlaag waar een grizzlybeer een redelijke winterslaap op zou kunnen houden van
zes maanden.
De vraag komt op of liefdadigheid vaak ook niet in de
behoefte van de gever voorziet? Kopen we vaak ons schuldgevoel welke zijn
wortels heeft in onze rijkdom, niet een beetje af met her en der wat
liefdadigheid? Ik ken zendelingen die al 12 jaar werkzaam zijn in buitenland en
een miljoen hebben gekost aan onderhoudskosten maar er is aldaar nog niemand
tot geloof gekomen. Voorziet een dergelijk echtpaar misschien in een zelfde
soort behoefte waarmee ik deze ma Flodder afkocht?