Het ontbreken van luxe noemt men vaak armoede. Kreten als: onze jeugd zal het moeilijk krijgen (al hebben), zijn soms niet
van de lucht. Ik erger mij eraan. Ik word er boos om. Nog altijd zie ik de pakjes brood van scholieren in de struiken liggen en dan heeft men het over armoede. Sorry maar daar word ik wel eens ziek van. In Peru leven veel mensen in een gat in de grond en eten een marmot. Dat komt dichter in de buurt van armoede dan die 4e mobiel per jaar niet kunnen kopen of een keer niet op vakantie gaan. (wij zijn al 12 jaar niet op vakantie geweest).
Dankbaarheid, wat een schaars begrip in Nederland. Danken de Schepper voor ons voedsel, onderdak, gezondheid, kleding, de warmte van de kachel en het bed, mag dat nog voldoende zijn?.
Sorry, Armoede in Nederland is maar al te vaak het ontbreken van een auto. Dat gaat er bij mij niet in. Er zijn mensen die het minder hebben dan anderen. Zonder meer waar. Maar ze hebben het nog altijd beter dan toen ik ter wereld kwam. En waren mijn ouders arm? Welnee! Men had een tafel, 4 stoelen, een kolenkachel, twee stellen ondergoed, wat kleding en we aten Paardenvlees en een boterham tevredenheid. Een douche hadden we niet, we veegden dikwijls onze kont af met een oude krant. Gingen in de wastobbe één keer per week, dat was het dan. Verschonen, noemde men dat.
Toen ik op mijzelf ging wonen, had ik het al beter, maar een auto? Nee. Een motor? Nee. Meubels? Ja, kringloop en krijgertjes. Kleding? De Zeeman. Ik sliep de eerste maanden op de grond op een gekregen matras. Maar ga nu niet beweren dat ik arm was in die tijd! Ik had eten, onderdak, zat warm en was gezond.
Als ik nu over armoede hoor praten denk ik wel eens: weet men wel wat men zegt?