Het voorjaar en de zomer. Wat een zalige tijden. Mensen zijn
vrolijker, de lucht hangt vol met heerlijke geuren en de zon zet alles in een euforisch
licht.
De stokoude buurvrouw loopt zelfs soepeler achter haar rollator en lijkt
te dansen als ze in haar donkerbruine panty voorbij gaat.
De slaapkamerramen staan heerlijk wagenwijd open en er hangt
een: alles oké gevoel in de lucht. Er is wel een storend element. Het betreft
de mug. Een beestje dat de Schepper blijkbaar ontviel op een dag dat het wat
tegenzat.
Minimaal 100 nachten word ik getergd door dit minuscule
schepseltje. Ondanks alle horren, spuitbussen vol dodelijk gif en naast mijn
bed een elektrische insectenverdelger, het is allemaal zinloos.
In de middeleeuwen toen de mens nog in God geloofde en de
wetenschap nog in de poepluier lag, meende de mens dat muggen vanzelf uit het
stof ontstonden, als je maar lang genoeg wacht. Dat was een stomme gedachte achteraf.
Nee, nu weten wij wel beter. Volgens de evolutietheorie is alles: apen,
zeekomkommers, schaamluizen, olifanten, muggen, reetkevers, de hele rimram
uit het stof ontstaan, als je maar lang genoeg wacht. Het zal achteraf bezien
ook wel weer een stomme gedachte zijn.
Tot die tijd stof ik mij te pletter, plant horren en spuit
de overloop vol gif. Maar veel helpen doet het niet. Waar komen ze toch
vandaan? Hoe komen ze binnen? Geen idee! Ik zal met de mug moeten leven, de
hele zomer lang. Welkom heerlijke zomer, dag heerlijke nachtrust.