Het oude huis van pa is verkocht. Er staat een grote bus voor de deur en grote wolken stof komen in de morgenzon naar buiten dansen.
Op de plek waar pa altijd zat en zijn borrel dronk, staat nu een bouwradio die dreunende bassen rondstrooit. Binnen zie ik vier bouwvakkers in dikke buiken rondlopen.
Het glas in lood in de bovenramen is afgedekt met platen hout dus dat vindt men blijkbaar de moeite waard om te behouden. De voordeur staat open en ik zie dat er al een muur is uitgebroken. De stoffige oude trap naar boven is er nog. Hoeveel keer zal pa deze op en afgegaan zijn?
Ook mijn eigen jeugdherinneringen liggen op deze plaats. Hier vond ik een schuilplaats als kind. Hier was ik bang voor de tandarts als kind. Hier sliep ik en droomde mijn kinderillusies en nachtmerries. Hier speelde ik mijn kindsjaren op, tot de tijd aanbrak van de grote mensenwereld. Het spelen was voorbij, het echte leven begon, waarin het al snel in het geheel geen speeltuin bleek. Dag huis, dag lieve oude woning, Dag kindsjaren…