Op een braderie in het dorp, stond een suikerspinverkoper.
Een massa kinderen stond likkebaardend voor zijn karretje in een walm van
zoetigheid te
wachten. Ik keek ernaar en zag hoe de oude man steeds een stokje
nam, wat in zijn suikerspinnenfabriekje strooide en langgerekte draden spon in
allerhande kleuren. Hij deed mij denken aan iemand, maar aan wie? Plotseling
wist ik het. Hij deed mij denken aan God zelf. Nou ja, zoals wij hem, moderne
christenen gaarne zien. Een lieve man, in zijn hemels wagentje dat zoetigheid
uitdeelt. Je kunt er op zondagen een vers gesponnen hap zoetigheid van krijgen
in frisse kleuren. Het bittere van God wensen wij niet meer. De hel, zonden,
verootmoediging, heiligheid vallen bij de massa niet langer in de smaak dus weg
ermee. Liefde, blijdschap, troost, genezing, de hemel, heerlijk zoete woorden
die ons doen samenscholen bij Gods kar. Misschien zie ik het wel een beetje te
sceptisch allemaal, maar heb zo het idee dat de moderne mens wel een godheid
wenst, maar zelf de regels voor wil schrijven. Wel een Heer, maar wij bepalen
wat Hij mag en niet mag. Wel een hemel, maar zeker geen hel. Het klinkt
allemaal erg mooi, maar is ten diepste toch de zoveelste poging om God voor ons
karretje te spannen. God is nu eenmaal groter, heiliger en wonderbaarlijker dan
wij mensen kunnen bedenken. Dus laten we ophouden Hem proberen te vangen in een
of ander vakje van ons denkvermogen. Laten we stoppen met enkel het zoete van
Hem te aanvaarden want zoetigheid is voor kinderen en laat tanden bederven.
Geestelijk volwassen mensen, moeten wij worden die ook hun bordje leegeten als
het eens wat bitterheid bevat. Want een ding is zeker, in ieder leven komt
bitterheid op zijn tijd…